
Inleiding “Bloedrecht” (Gerrit Six) 17 september 2001
|
 Journalist Gerrit Six |
Laat ik u eerst geruststellen dit is een heerlijk boek, C’est du Mendes par exellence.
Ik zeg dit niet omdat ik al heb willen merken dat de die-hards van het Mendes-kartel hier aanwezig zijn en ik mijn aftocht zou willen dekken.
...
In het crimi-genre waar ik Mendes ongaarne in onderbreng (nog eens een boek is een boek, het is literatuur), in dat crimi)-genre hebben we in Vlaanderen een aantal jongens die een aardig verhaal en plot kunnen verzinnen maar soms lijkt het alsof ze breien, haken crocheteren in plaats van te schrijven.
De tekst moet vloeien, het is de rivier waarop we drijven en leuk dat er op de oever al eens iets onverwachts gebeurd maar de stroom zit vol zandbanken. Niets van dat alles bij Mendes wij zitten bij deze jongen op een wilde bergrivier, in zijn teksten kan je raften naar hartelust.
Met Bloedrecht zijn we weer aan een pageturner toe, een boek waar je de bladzijden koortsachtig omslaat.
Bob weet er de spanning in te houden en levert ons vanaf de eerste bladzijden de essentials van de plot: Erasmus Jacobs,, een wat gefrustreerde , oversekste bonk van een Zuid-afrikaan trekt onder een valse identiteit naar het wereldcentrum van de Diamant, Antwerpen dus, om er een partij diamant wederrechtelijk te bemachtigen.
Het motief is zogezegd vergelding voor een grootvader die ooit in Kimberley de eerste diamant opgroef maar alles ontfutseld werd door een ander expeditielid. Jacobs is listig, wellustig, geslepen begaat de bijna perfecte misdaad maar mislukt in de afhandeling van zijn meesterroof door zijn eigen inhibities.
Mendes tekent en profileert zijn protagonist vlijmscherp, tussen de regels door. Hij is gedoemd door zijn eigen remmingen en de lezer overvalt een vreemde sympathie of tenminste toch een empatie voor deze slechterik, hij is een kruising tussen de graaf van Montechristo en Bin ladin.
Wij kunnen hem vergeven want er zijn grotere en meer abjecte machten in het spel, hij is een kleine garnaal die even in volle zee mag zwemmen.
Mendes schrijft een roman en dus meer dan zomaar een misdaadverhaal over internationale diamantsmokkel.
Hij doet dat omzichtig en legt ons uit hoe de wereldhandel in diamant verziekt wordt door partijen stenen die pasmunt zijn in conflicten, ongewild gelinkt met witteboordencriminaliteit en drugshandel. Bob Mendes heeft in zijn research uiteraard de Hoge Raad voor Diamant aangedaan en geconsulteerd maar het heeft hem met die kennis niet gehinderd om te tonen hoe goed en slecht zich in dat ambiënt van de diamanttrafiek entremeleren.
De Raad staat zich voor op een zo sluitend mogelijke controle maar de malafide werkelijkheid kan nooit volledig bezworen worden. Ik denk dat Bob Mendes ons tussendoor een interessante doorkijk heeft van een milieu dat wij nog maar al te weinig kennen en waarbij grote belangen, een deel van onze economie en een wereldgemeenschap betrokken zijn.
Maar Bob Mendes neemt ons ook mee naar een land dat in de nasleep van de ontbinding van de apartheid nog altijd een broeihaard is: Zuid-Afrika. En niet in het minst neemt de schrijver ons mee in het hart van Antwerpen. Mendes heeft dat talent om in de regels en tussen de regels door landschappen en steden te beschrijven en ook zijn engagement te tonen en altijd zitten we op de eerste rij. De schrijver houdt van zijn lezer voor minder doe je dit vak niet. We zitten met onze neus in de plot en zien hoe de speurders bijna tot ons jolijt maar ook onze verbijstering het spoor bijster dreigen te raken en als voor de poppenkast willen we roepen nee, u bent verkeerd, hij heeft het niet gedaan de andere is de slechterik.
Samen met de schrijver zitten we in die almachtige positie: wij begrijpen waar het om gaat, wij kennen de intriges, de oplossingen en de protagonisten niet of nog niet.
De almachtige schrijver is, streng maar rechtvaardig maar ook een genadig man die zijn karakters nooit zwart-wit maar in hun zwakheid en sterkheid tekent. Zijn mooiste vondst is het heropduiken van Sam, de joodse privé-detective ( uit dirty dancing) die een vaste helding geworden is.
We zijn allemaal denk gefascineerd door deze assertieve gevoelige dame die er een deeltijds stormachtig liefdesleven opnahoudt en het avontuur niet schuwt ondanks het feit dat ze behalve in open ristbare broekpakken me dunkt ook in Sjaal Hermes Collier de Perles opduikt na haar romanuren.
Sam is a girl for all seasons. In deze roman is zij diegene die het raadsel oplost maar met een mooie hapering op het einde. Ik mag u al verklappen dat ze een nieuw appartement heeft op de Rubenslei.
Maar daar lopen per dag honderden meisjes voorbij.
Toen ik op bladzijde 143 op een scène stuitte waarin Jacobs in een gestolen voertuig naar het parkeerticket aan het zoeken is, vindt hij het biljet in de asbak samen met een biljet van 10 Euro.
Bij mijn weten is dat het eerste eurobiljet dat in de Nederlandse literatuur opduikt
Ik kon mijn glimlach moeilijk onderdrukken dat pietje precies ex-accountant van een Mendes let op de details: die wil zijn roman update houden. Dat hij bij de cruciale scène van de overval in het kantoor van Rawstone ook een alarm opvoert met spraakherkenning van Lernhaut en Hauspie is leuk want zoals te verwachten was werkt het ding niet.
Het is humor maar het is ook een detail dat een rol zal spelen in de ontrafeling van de intrige. De juffrouw van de balie van het carltonhotel die in het begin van de roman opduikt en slachtoffer was van eerdere handtastelijkheden van Jacobs speelt een uiterst cruciale rol in de oplossing van de plot: geen woord teveel in deze roman en ook geen plot te veel.
Mijn felicitaties aan de meester: c’est du bon, c’est du beau, c’est du Mendes...
Gerrit Six
|
|
|
|
|
|