
Speech uitgesproken op 13 september 2005 Bob Mendes
|
Geachte aanwezigen,
Beste vrienden,
Oktober 1984, bijna 21 jaar, inderdaad Wim Verheije, zo lang is het al geleden dat Piet Sterckx, toneelschrijver en kunstcriticus in de galerij De Zwarte Panter mijn literair debuut Met rook geschreven voorstelde, een dichtbundel dat hij tegelijk een roman-in-vers noemde. Wat ik me vooral herinner is dat hij zijn toespraak opende door te stellen dat onze beschaving al sinds eeuwen steunt op het geschreven en het gedrukte woord en dat het verschijnen van een nieuw boek telkens opnieuw een groot feest is.
Vanavond werden er twee boeken voorgesteld. Het is dus een dubbel feest. Ik weet niet hoe jij je voelt, Henri-Floris Jespers. Zelf zag ik me bij de toespraken van deze eminente sprekers af en toe verplicht een vinger tussen mijn boord te steken om wat ruimte te maken. Dat een literatuurkenner als Wim Verheije, De kracht van het bloed tot een groots symfonisch gedicht verheft en op het niveau plaatst van de symfonieën van Mahler beschouw ik als een groot compliment om stil van te worden. Maar niet zo stil dat ik de grote Manitoe’s van Standaard Uitgeverij niet zou bedanken voor hun aanwezigheid en zou feliciteren om hun team van medewerkers die bij Manteau van ieder manuscript, van wie dan ook, een kwaliteitsboek weten te maken. Laat de auteurs die geloven dat ze alleen bij uitgevers over de Moerdijk het manna vinden liefst twee keer nadenken.
Bedankt ook professor Ludo Albicht, kenner bij uitstek van de problemen in het Midden-Oosten. Aan je voortreffelijke uiteenzetting kan ik weinig toevoegen, tenzij dan dat telkens ik ergens tussen de regels door een visie tracht te geven op wat er voor en achter de schermen in de wereld gebeurt, dat niet perse DE waarheid hoeft te zijn , maar dat EEN waarheid volstaat, een die, naar ik hoop, de lezers die zich niet al te veel laten meeslepen door snelle acties en de relationele problemen van mijn al dan niet verzonnen personages, af en toe wat stof tot nadenken zal geven. Meer kan een thrillerauteur heus niet verlangen.
Voor het schrijven van De kracht van het bloed heb ik nochtans een overwinning op mezelf moeten behalen. Zo vanzelfsprekend is het nu ook weer niet om een opvolger te schrijven voor De kracht van het vuur – dat toch door velen als mijn magnum opus werd bestempeld. Het vergde veel moed, veel inspiratie en hectoliters aan transpiratie, NOG meer dan bij de fel betwiste wedstrijden die ik zo’n vier keer per week met en tegen mijn goede vrienden op de golfbanen van Rinkven speel.
Twee volle jaren van volledige inzet – De kracht van het vuur is niet het soort boek waarvan je er twee per jaar schrijft - maar vandaag werd ik daarvoor beloond met het boek Henri-Floris Jespers, een boek dat voor mij haast evenveel waard is als een literaire onderscheiding. Zijn boek is bovendien een mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandstalige literatuur. Voor het eerst schreef een vooraanstaand letterkundige en literatuur-historicus een essay over het oeuvre van een misdaadauteur en over intrinsieke kwaliteiten in de misdaadliteratuur. Alvin van Ee, voorzitter van Crime.nl en van het Genootschap voor Nederlandstalige Misdaadauteurs, noemt het een Novum, radio en tv maken het bij interviews in hun uitzendingen tot onderwerp van gesprek.Het essay van deze eminente telg van een beroemde voorvader,is daarbij ook nog boeiend geschreven, somùmige passages gaven me bij het lezen de prop in de keel. Hoe dan ook, het is een wending in de benadering van de spannende literatuur door het literaire canon, iets waar uiteindelijk alle misdaadauteurs én uitgevers in Vlaanderen en Nederland baat bij hebben.
In mijn nawoord van de kracht van het bloed heb ik, zoals gebruikelijk iedereen bedankt die me bij de research heeft geholpen. Natuurlijk zal ik wel weer de belangrijkste vergeten hebben. Ik vraag hem of haar daar nu al plechtig om vergeving voor.
Nog dit:
Het boek is opgedragen aan Marcel, een van de twee accountants met wie ik de laatste jaren van mijn vorige carrière een maatschap vormde. Nadat ik me uit de maatschap had teruggetrokken, zijn we alle drie goede vrienden gebleven. Marcel heeft, onbewust en ongewild, aan een van mijn personages vorm en gestalte helpen geven. Wie de situatie kent en het boek leest zal de opdracht begrijpen.
Marcel, bedankt. Moge het lot jou en ons allen gunstig zijn.
|
|
 |
|
|
|
|
|