
Voorpublicatie Bloedrecht deel 4
|

De botterik bleef Jacobs secondelang strak aankijken. Hij beantwoordde zijn blik zonder te knipperen. Toen boog de politieman wat naar voren. ‘Waarom bent u van rij veranderd?' vroeg hij.
‘Wat?'
‘Hebt u iets tegen zwarten? Bent u soms van de Ku-Klux-Klan?'
Jacobs ziedde. ‘Ik? Nee!'
‘Maar goed ook. Racisten kunnen we hier missen als kiespijn.' De politieman gooide het paspoort op de balie. ‘Welkom in het koninkrijk België.'
Jacobs raapte zijn paspoort op en liep de landzone in. Zijn hemd onder zijn armen voelde vochtig aan. Dat bewees alleen maar dat hij op scherp stond, niet dat hij zich door die twee reetkevers liet intimideren.
Hij passeerde een stalletje waar oesters met jenever konden worden verbruikt. Het was nog gesloten, maar de gedachte aan lekkernijen als oesters en kreeft deed hem watertanden. Dat zou de volgende drie dagen nog het moeilijkst zijn. Niet kunnen eten of drinken waar hij zin in had.
Hij bereikte de afhaalzone van de bagage en stelde zich op bij de carrousel die zijn vluchtnummer vermeldde. Aan de overkant van de band stond een slank meisje, blond en sexy. Haar tot op de schouderbladen. Glanzende lange benen, een laag uitgesneden mouwloze blouse waarin zich magnifieke kleine borstjes aftekenden. Het testosteron gutste hem uit de poriën.
Precies op dat moment dwaalde haar blik in zijn richting. Hij grijnsde en tuitte amper zichtbaar de lippen. Op het gezicht van het meisje verscheen een verblufte uitdrukking, die vrij snel plaatsmaakte voor een van afkeer en minachting. Ze draaide zich om en zei iets tegen een atletisch uitziende jonge man met de schouders en de nek van een kogelstoter. Hij keek Jacobs verbolgen aan en een ogenblik zag het ernaar uit dat hij om de carrousel zou heenlopen om hem op zijn nummer te zetten. Jacobs had zijn wenkbrauwen opgetrokken en op zijn gezicht speelde een flauw, niet te duiden lachje.
Zin in een kolossale schop onder de kont, melkmuil? Zijn verstand zei hem om zich af te wenden, maar iets belette hem dat. Gelukkig zorgde de komst van de bagage voor afleiding. Iedereen drong naar voren om zo dicht mogelijk bij de lopende band post te vatten. Jacobs had er geen moeite mee zich in de mêlee te handhaven. Hij vond zijn Samsonite en maakte zich uit de voeten.
Stom van hem. Orthodoxe joden kijken niet met zulke blikken naar andere vrouwen. Integendeel. Ze zijn tegen elke vorm van seksuele ongebondenheid en zedelijke losbandigheid. Als hij deze zaak tot een goed einde wilde brengen zou hij beter op zijn tellen moeten passen.
Even later zat hij achter in een taxi en was hij onderweg naar Antwerpen, de stad waar meer dan de helft van de wereldproductie van geslepen diamant verhandeld werd. Jacobs liet zich onderuitzakken en sloot de ogen. Ondanks het kleine incident van daarnet verliep alles volgens plan. Zijn vermomming werkte uitstekend. Op het vliegtuig had de flight-attendant er geen seconde aan getwijfeld dat hij een orthodoxe jood was.
Ze had hem uit eigen beweging kosjer voedsel aangeboden en hem een stoel gegeven, helemaal vooraan naast een lege stoel, zodat hij kon eten en zijn gebeden kon zeggen zonder tijdens het bidden gevaar te lopen door een goj, een niet-jood, of erger; door een vrouw aangeraakt te worden. Het had ook het risico verminderd door een jood in het Jiddisch te worden aangesproken. Hij sprak de mengtaal van Oost-Europese joden goed genoeg om zo nodig de veiligheidsagenten van de Diamond Square Mile, zoals de diamantwijk in Antwerpen ook wel genoemd werd, om de tuin te leiden, maar bij een langdurig gesprek met een echte Chassied zou zijn gebrekkige kennis ervan alleen maar argwaan wekken.
Voor het welslagen van het plan zou veel afhangen van het visuele geheugen van David Rawstorne, van Blue Ground of Antwerp. Die had de echte Levitt in levenden lijve slechts een keer ontmoet en dat was een eeuwigheid geleden. Om precies te zijn acht jaar en vijf maanden. Op zo'n tijdspanne gaan mensen er anders uitzien, ze worden dikker, magerder of kaler. En ouder. Belangrijk was dat de uiterlijke eigenschappen die Rawstorne zich nog van Levitt zou herinneren voldoende overeenkomst vertoonden met die van hem.
De robuuste gestalte bijvoorbeeld. Dat hij tien centimeter kleiner was had hij opgevangen door schoenen te dragen met dikke zolen en hoge hakken. Of de gebroken neus. Die van Levitt was wel niet gebroken geweest, maar hij had een neus met een abnormaal dikke brug die daar best voor kon doorgaan. En er was ook de baard.
Hij had hem in de gevangenis laten groeien - zo had zijn opsluiting althans nog tot iets gediend - en geverfd tot hij dezelfde rossige kleur had als die van Levitt. Opvallend hoeveel Chassidim rossig waren en een sterke bril droegen. Zelf droeg hij geen bril, maar voor de ontmoeting straks had hij er zich een aangeschaft met dikke neutrale glazen zoals die van Levitt.
Alleen hun stem was erg verschillend. Levitt had een hoge zangerige stem, als een chazan in een synagoge, zelf had hij de grove stem van een caféhouder, vervormd door hectoliters bier en tonnen sigaretten. Maar of Rawstorne het verschil zou merken, viel te betwijfelen. In de afgelopen jaren hadden ze elkaar alleen gesproken door de telefoon. Voor de rest hadden ze slechts contact gehad per brief, fax en meer recentelijk, per e-mail.
Zo nodig kon hij altijd nog een verkoudheid voorwenden.
Onverwacht, alsof hij een trap van een paard in zijn onderbuik kreeg, stak het verlangen naar een sigaret de kop op. De strenge leefregels van de Chassidim veroorloofden roken of alcohol drinken in het openbaar zolang het de waardigheid van het orthodoxe jodendom niet in het gedrang bracht, en omdat hij van zichzelf wist dat hij zich niet altijd kon beheersen, had hij zich voorgenomen zich te onthouden tot de klus achter de rug was. Hij had niet gedacht dat het zo moeilijk zou worden. Zou hij er dan toch maar eentje opsteken? Hij gluurde tussen zijn wimpers door naar het met roos geteisterde achterhoofd van de man achter het stuur. Nu pas zag hij het bordje onder de achteruitkijkspiegel met VERBODEN TE ROKEN in rode, intimiderende letters, die op de een of andere manier aan een waarschuwingsbord bij een munitiedepot deden denken.
Klerevent!
Met een zucht legde hij zijn hoofd op de rug van de leuning en sloot zijn ogen. Nog een paar dagen en het zou allemaal achter de rug zijn. Dan kon hij zoveel roken en zuipen als hij zin had. En meiden naaien. Hij zou stinkend rijk zijn. Het zomerpaleis langs de oceaan, met witte zuilen, lommerrijke veranda's, zwembaden en paardenstallen, palmbomen en perfect onderhouden gazons zou dan niet langer een luchtkasteel zijn. De jonge vrouwen in ragfijne uniformen waar je dwars doorheen kon kijken, die hem gekoelde drankjes zouden brengen of na een partijtje golf zijn spieren zouden masseren, kwamen met het uur dichterbij.
Eindelijk zou hij krijgen waar hij recht op had.
Wat hij zich nu met list en desnoods met geweld zou toe-eigenen was meer dan honderd dertig jaar geleden door de oudovergrootvader van David Rawstorne ontfutseld aan zijn eigen oudovergrootvader Erasmus Jacobs de eerste. Die was toen een jonge boer in Zuid-Afrika, bezeten van alles wat te maken had met fossielen en versteningen, die tot ergernis van zijn vader het grootste deel van zijn tijd sleet langs beddingen van rivieren op zoek naar waardevolle stenen tussen grind en bezinking. Hij leefde als een nomade, bleef soms maandenlang weg, en niemand nam zijn zoektochten au sérieux.
Tot hij op een dag in 1869 in de afzetting van de Oranjerivier nabij Hopetown een ruwe diamant vond van meer dan 21 karaat, die hij de Eureka doopte. Korte tijd nadat zijn vondst bekend werd, krioelden de beddingen van de Oranje- en de Vaal-rivier van gelukzoekers die met schoffel en zeef op zoek gingen naar alluviale diamant.
Erasmus Jacobs de eerste was er van overtuigd dat de Zuid-Afrikaanse ondergrond heel wat meer rijkdom bevatte dan de diamanten die in rivierbeddingen of op zeestranden gevonden werden en die door erosie waren losgeweekt uit hun oorspronkelijke vindplaats. Dat is waar hij naar op zoek ging: de primaire vindplaats van diamanten die miljoenen jaren geleden bij vulkaanuitbarstingen vanuit het binnenste der aarde naar de oppervlakte waren gestuwd en die opgesloten zaten in het kimberliet, een grijsblauw vulkanische gesteente verscholen onder het gele zand van de Afrikaanse woestijnen.
Lees verder >> |
|
|
|
|
|