Voorpublicatie Bloedrecht deel 5



Met het geld van de verkoop van Eureka rustte hij een expeditie uit, de Red Cap Party. De expeditie bestond uit een groep van zes zwarte knechten en een blanke voorman Fleetwood Rawstorne, een berooide ertszoeker uit Johannesburg.
Jacobs betaalde hen slechts een heel klein loon maar sloot met hen een overeenkomst dat eventuele vondsten gedeeld zouden worden of dat ze de vindplaats gezamenlijk zouden ontginnen. Op een paar onbelangrijke vondsten na werd de expeditie een mislukking. Zes maanden later besloten ze uit elkaar te gaan. Die dag hadden ze hun kamp opgeslagen op Colesberg Kopje, een kleine rotsheuvel in de wildernis ten noorden van de Oranjerivier aan de Noordkaap.
Nadat de beslissing gevallen was, beklom Jacobs in zijn eentje de heuvel, ten prooi aan een bui van neerslachtigheid. De ondergaande zon zette de helling in een rode gloed. Uit gewoonte bukte hij zich en tikte met zijn pikhamer tegen een stuk rots dat uitstak uit de gele grond. Zijn hart begon sneller te slaan. Hij bevrijdde de steen en hield hem naar het licht.
Het was kimberliet, de blue ground waarin de diluviale diamanten gevonden werden. Met zijn pikhamer schraapte hij rond het uitstekend stuk rots de yellow ground weg. Daar, in een spleet in de rots lag een ogenschijnlijk oninteressant stuk steen. Het had wel de vorm van een octaëder, maar het was zo groot dat het onmogelijk een diamant kon zijn. Hij raapte hem op en hield hem tussen duim en wijsvinger naar de zon. Het wás een diamant, groot, misschien wel tachtig karaat of meer.

Die nacht werd er op Colesberg Kopje uitbundig gedronken. De braspartij eindigde in een gevecht tussen Rawstorne en een paar van zijn knechten, waarbij Rawstorne twee mannen doodschoot en Jacobs ernstig verwondde toen die tussenbeide wilde komen.
Toen Jacobs de volgende dag weer tot bewustzijn kwam, was hij alleen. De diamant, de muilezels, de met de hand geschreven overeenkomst met Rawstorne en al het proviand waren verdwenen. Gewond, zonder voedsel of medicijnen en met amper iets te drinken, sleepte hij zich door de woestijn. Toen hij vijf dagen later de bewoonde wereld bereikte, werd hij op aangifte van Rawstorne gearresteerd onder beschuldiging van moord op de twee zwarte knechten. Intussen had Rawstorne een claim genomen in eigen naam op de vindplaats van de diamant.
Het nieuws dat op Colesberg Kopje een diamant van 83,5 karaat opgedolven was, ging als een lopend vuur de wereld rond. Het werd het startschot voor de meest krankzinnige Diamond Rush van de 19e eeuw. Drie maanden later werd Jacobs vrijgelaten. Tegen die tijd hadden zich in de omgeving al dertig duizend prospectors gevestigd die op alles en nog wat een claim hadden genomen.
Het oorspronkelijke kopje, wat later de Kimberleymijn werd, was verdeeld in vierhonderd dertig claims en toegewezen aan wie zich het eerst meldde. Onder eigen naam en onder diverse schuilnamen had Rawstorne zich de beste claims toegeëigend. Op alle vierhonderddertig claims werd met schop en houweel naar diamant gedolven. Aan alle kanten werd diamant gevonden. De rage was nu niet meer te stoppen.
Er werd dag en nacht gegraven, het kopje werd een gat in de grond, een reusachtig open mijngat. Er werd gevochten en gemoord. Prospectors raakten bedolven omdat ze dieper groeven dan hun buurman, maar niets kon hen tegenhouden, het gat werd breder en dieper, de grootste krater ooit door mensenhanden gegraven: The Big Hole. Toen de mijn drieënveertig jaar later werd gesloten had ze meer dan 14,5 miljoen karaat aan diamanten prijsgegeven.
Fleetwood Rawstorne had zich met sluwheid en geweld een niet onaardig deel van die rijkdom toegeëigend. Erasmus Jacobs daarentegen viste achter het net. Nog tien jaar lang zocht hij vruchteloos in de woestijnen van Zuid-Afrika en Namibië naar het ontembare mineraal. Toen gaf hij het op. Hij emigreerde naar New York waar hij trouwde met de oudste dochter van een joodse diamanthandelaar en zich tot de joodse godsdienst bekeerde.
Zijn kinderen, drie zonen en vier dochters, zwierven uit over de hele wereld. Samen met zijn oudste zoon Daniël keerde hij in 1890 terug naar Zuid-Afrika waar hij in 1899 overleed op 56-jarige leeftijd en begraven werd op de joodse begraafplaats van Braamfontein Cemetery.

Nu, vijf generaties later, stond een van de nazaten en tevens naamgenoot van de eerste Erasmus Jacobs op het punt aan de nakomeling van Fleetwood Rawstorne de rekening te presenteren....
   
Nieuwsgierig naar het vervolg van dit verhaal?
U kunt het in de boekenwinkel kopen. Bloedrecht verschijnt bij Manteau
Bloedrecht
pagina terug terug naar boven

© copyright Bob Mendes, all rights reserved

Hosting & Webdesign by Linulex

Concept by Artchronicles