Boekfragmenten De Smaak van Vrijheid deel 3


Als het aan papa had gelegen, zouden we al lang in Engeland wonen. Toen de Duitsers in mei 1940 het land binnenvielen, waren we met zijn Chevrolet op de vlucht geslagen met op het dak een matras en koffers vol huisraad en kleren. Drie weken lang slaagden we erin de oprukkende Duitse legers voor te blijven, maar de nacht voor we aan de laatste etappe naar de Spaanse grens zouden beginnen, werd de auto door terugtrekkende Franse troepen in beslag genomen. Voor papa een nieuw vervoermiddel kon bemachtigen, bevonden we ons in bezet gebied. Noodgedwongen keerden we terug naar Antwerpen. Twee weken na onze thuiskomst werd papa door de Oberfeldkommandantur Antwerpen opgepakt, niet omdat hij jood was, maar als bestuurder van Forminière. Hij werd pas weer vrijgelaten nadat hij ermee had ingestemd voor de Duitse Diamantenkontrollstelle de Belgische voorraden industriediamant te helpen opsporen en inventariseren voor de Duitse oorlogsindustrie.

Op 28 oktober 1940 verscheen de eerste Duitse Judenverordnung. Daarin werd officieel vastgelegd wie jood was, en alle joden kregen het bevel zich in een register te laten inschrijven. Door onze gemengde afkomst werden maman en ik voorlopig niet als joden aangemerkt. Papa wel. Hij moest zich laten inschrijven, maar weigerde dat. Hij wilde liever vluchten. We zouden proberen om Engeland te bereiken via het nog onbezette gedeelte van Frankrijk en Spanje. Dat was een riskante tocht die, als we opgepakt werden, voor ons allen met deportatie of met de dood kon eindigen. Maman vond het risico onverantwoord. Zoals de meerderheid van de joden in België en Nederland geloofde ze niet dat de jodenvervolging zo'n vaart zou lopen.

Ik kromp ineen toen ik terugdacht aan de heftige disputen die mijn ouders daarover hadden gevoerd. Maman won het pleit en we bleven thuis. Maar toen er op 27 mei 1942 een nieuwe Verordnung verscheen die papa het dragen van een davidster verplichtte, was voor hem de maat vol. Hij vertrok alleen want maman bleef bij haar standpunt. Voor hem was het te laat om nog via Zuid-Frankrijk naar Engeland te gaan. Onderduiken en toetreden tot het verzet was zijn enige uitweg. Tegelijk wiste hij alle sporen uit naar de bergplaats van de laatste 200.000 karaat industriediamant die nog niet in de handen was gevallen van de Diamantenkontrollstelle. Een dag na zijn vertrek diende maman een aanvraag in tot ongeldigverklaring van haar huwelijk op grond van een Duitse wet van 'huwelijksbeletselen ter voorkoming van toevoeging van joods bloed', een wet die ook in bezette gebieden ingeroepen kon worden. Ze deed dat, had ze me uitgelegd, om ons beiden te vrijwaren van vervolging door de nazi's. Als het allemaal voorbij was, zou ze opnieuw met hem trouwen. Ik geloofde haar, maar het knaagde aan me. Het was voor mij alsof we papa in de steek hadden gelaten.

Aan het einde van de Mechelsesteenweg sloeg ik rechtsaf, het park van de Harmonie in. Tussen de bomen door kon ik de gevel zien van het statige herenhuis waar we woonden. De groene fluwelen gordijnen waren dichtgeschoven. Dat was al zo sinds het begin van de oorlog, alsof daarmee alle ellende kon worden buitengesloten.
'Pst!' Half verscholen achter een boom stond een jongeman van een jaar of zeventien. Hij had bleke, blauwe ogen in een rond, pafferig gezicht dat werd ontsierd door littekens van jeugdpuistjes. Ik sprong van mijn fiets. 'Ferre? Wat doe jij hier?' vroeg ik verrast. Ik had hem altijd een jezuïet gevonden, hoewel ik hem nooit op oneerlijkheid had kunnen betrappen. Hij woonde op de Luchtbal, een wijk van woonkazernes in het noorden van de stad. Ik vroeg me af wat hij in de buurt van ons huis te zoeken had.

Ferre wierp een vlugge blik over zijn schouder. 'Terrein verkennen,' zei hij gewichtig. 'Doen we altijd als de luitenant op stap gaat.' 'De luitenant?' vroeg ik verward. 'Wie is de luitenant?' 'Kom nou, joh. Je weet dat we nooit namen noemen. Ook niet met het mes op de keel.' Hij keek listig. 'Zelfs spijbelaars zoals jij hoeven niet te vrezen dat we uit de school klappen.' Opeens keek hij bezorgd. 'Er is thuis toch niets gebeurd?' Ferre had er een handje van om iemand uit te horen. Hij verklapte je een geheim en verwachtte dan dat jij hetzelfde deed. Zo had hij mij een paar maanden geleden toevertrouwd dat hij lid was van de Witte Brigade, waarna ik in een bui van wederkerigheid had toegegeven dat papa tot dezelfde verzetsgroep behoorde. 'Maman is ziek. Niets ernstigs, maar iemand moet voor haar de boodschappen doen.' Ik kon zo vlug geen betere uitvlucht bedenken. 'Padvinder in hart en nieren, hé?' Ferre gaf me een vriendschappelijke stomp tegen mijn schouder. 'Ga maar gauw. Je weet waar je me kunt vinden als er problemen zijn.'

Ik liep voort met de fiets aan de hand. Opeens schoot het door mijn hoofd: de luitenant voor wie Ferre het terrein kwam verkennen, kon papa wel eens zijn. Ik overwoog op mijn stappen terug te keren om er met hem over te praten, maar besloot het niet te doen. Ik zette de fiets tegen de huisgevel en haalde mijn sleutel tevoorschijn. Toen ik die in het slot wilde steken, zag ik dat de deur op een kier stond. Vreemd. Maman was maniakaal als het erop aankwam deuren en ramen te sluiten. Ik duwde de deur open en stapte naar binnen. Halverwege, in het verhoogde deel van de gang, brandde licht. Er hing een vreemde geur van leer, schoensmeer en grove vochtige kleren, alsof er zopas een leger van soldaten voorbij was getrokken.
'Maman?' Geen antwoord.


Lees verder >>
pagina terug terug naar boven

© copyright Bob Mendes, all rights reserved

Hosting & Webdesign by Linulex

Concept by Artchronicles