Speech uitgesproken op 13 september 2005
Ludo Abicht

Ludo AbichtIk houd van een roman die als een Bob Mendes op me afkomt, met een spannende verhaallijn, logische intriges, nieuwe informatie en een verrassend slot. Een roman met een geloofwaardig begin en einde, en met daartussen een avontuur dat je ook als een queeste naar zingeving kan beschouwen.

Want indien de theorie klopt, dat ook de auteur van een historische of exotische roman altijd over zichzelf en zijn tijd schrijft, dan is dit zeker het geval voor een verhaal dat vandaag niet alleen de auteur, maar ons alien aangaat. Sinds de gijzelname van het personeel van de Amerikaanse ambassade in Teheran in 1979 en de daarop volgende Iraans-Iraakse oorlog is onze wereld, die door de toenemende informatietechnologie toch steeds meer als een dorp beleefd wordt, kleiner en bedreigder geworden. Zo klein, dat de sprong van Teheran naar Antwerpen die in deze roman gemaakt wordt bijna vanzelfsprekend lijkt, al kom ik daar straks wel even op terug. Na de recente gebeurtenisssen in West-Europa en Noord-Amerika begint zowat iedereen te beseffen, hoe dicht we allemaal bij de internationale conflicten betrokken zijn en tegelijkertijd, hoe weinig we er nog steeds van afweten. Bob Mendes plaatst zijn verhaal in die herkenbare internationale context, waarin, met de woorden van een van zijn romanfiguren "God, Geld en Geweld" - niet noodzakelijk in die volgorde maar altijd wel ergens aanwezig - de wereld lijken te beheersen. Omdat het hier over een roman gaat en niet over een historisch essay neemt hij af en toe de vrijheid, de chronologie een beetje aan te passen en historische en actuele internationale figuren in contact te brengen met zijn fictieve protagonisten, zonder daarbij het historische verhaal van de confrontatie met het terrorisme onnodig te vervormen..

In een van haar lezingen over de roman zei de Oost-Duitse auteur Christa Wolf dat je in een literaire tekst alleen maar de mogelijkheden mag exploreren die potentieel in de huidige realiteit aanwezig zijn. Bob Mendes biedt hier dus een mogelijke episode uit die confrontatie met het moslimfundamentalisme aan, waarbij hij tegelijkertijd duidelijk maakt, dat het gebruik dat bepaalde machtmensen van dat religieuze fanatisme maken hoogstwaarschijnlijk niets met de godsdienst op zich te maken heeft, in het Oosten noch in het Westen, maar daardoor uiteraard de gevreesde en niet noodzakelijk fatale botsing der beschavingen dichterbij brengt.

Cyrus Radzi, de protagonist van deze roman, werd zowel opgevoed in de islam als in de oudere Perzische leer van Zoroaster, maar de enige drijfveer van zijn acties is uiteindelijk de nihilistische drang naar macht. Om die macht te bereiken beschikt hij over ontzaglijk veel oliegeld, is hij bereid, alle geweld te gebruiken dat nodig is om die macht te veroveren, ook als dat geweld door anderen wordt uitgevoerd in naam van een geperverteerde vorm van religieus fanatisme.
Wanneer het erop aankomt, aarzelt hij trouwens niet, de volgens zijn traditie zo hechte band van de bloedverwantschap, de "kracht van het bloed", aan zijn machtswellust ondergeschikt te maken, onder meer in zijn relatie tot zijn echte of vermeende halfbroer Simon Hofman.
Het is hier uiteraard niet de bedoeling, het verhaal voor u samen te vatten, u moet het boek maar zelf lezen, maar om op een aantal aspecten ervan te wijzen die dit avontuurlijk verhaal een diepere en bredere dimensie geven.
Ik weet niet of het helemaal toevallig is, maar in 1532 werd in Antwerpen de Portugese jood Mendes ervan beschuldigd zijn al dan niet tot het Christendom bekeerde geloofsgenoten het land van de Inquisitie uit te smokkelen. Eerst werd Mendes beschermd door de landgraaf van Antwerpen en, na zijn arrestatie, door de consul van Portugal, waarschijnlijk vanwege zijn belangrijke positie als internationaal financier. Een neef van die Mendes, een zekere Juan Miques, die van 1536 tot 1549 in Antwerpen woonde, probeerde de steun van de Sultan van Istanboel te verkrijgen in zijn strijd tegen de Spaanse troepen. Liever Turks dan Paaps dus. Toen deze pogingen mislukten vertrok hij naar Istanboel en werd hij, met de steun van sultan Soliman, in 1566 benoemd tot graaf van het eiland Naxos. Deze verre verwanten van Bob Mendes leefden in een andere tijd, toen vele joden him leven konden redden met de hulp van de islamitische heersers.
Vandaag liggen de kaarten enigszins anders, wat onder meer ook blijkt uit de situaties in de roman waarin de joodse figuren in deze roman slechts kunnen overleven dank zij de actieve steun die ze vanuit het Westen en, indirect, Israel krijgen.
Belangrijker dan deze zijdelingse aspecten is center de kennismaking met de preislamitische wereld van het Zoroastranisme, waarin de strijd tussen het Goede en het Kwade voorop staan. Tegen de machtshonger van Cyrus en het fanatisme van zijn fundamentalistische bondgenoten bewaren mensen als Fariman, de oom van Cyrus, hun menselijkheid door hun trouw aan de geestelijke bronnen van deze oude leer die, zoals we weten, vandaag nog in Iran, India en Pakistan voortleeft. Men had dus deze roman even goed of beter de titel "De kracht van de Geest" kunnen noemen, een geest die ouder is en uiteindelijk sterker blijkt te zijn dan elk fundamentalisme of politick opportunisme. Wanneer Bob Mendes in zijn nawoord schrijft "Zelf verkies ik te geloven in een wereld waarin ridders zonder vrees of blaam het pleit winnen" vertaalt hij daarmee in feite de overtuiging van de volgelingen van Zoroaster in moderne universele termen. Of we daar in de toekomst in zullen slagen, zal niet afhangen van de fictieve helden of ridders in deze roman, maar van ons, en dat is een heel ander verhaal.
Tenslotte is er nog iets dat me intrigeert: op bladzijde 232 vraagt Cyrus zijn oom Fariman, die zijn hoofdkwartier nota bene in het hotel De Witte Lelie in de Keizerstraat opgeslagen heeft: "En jij, oom. Vertel eens. Hoe kom je hier terecht? Je hebt in Texas gestudeerd, de olieboom in Alaska meegemaakt, in Londen gewoond. Waarom Antwerpen?"
Het antwoord komt pas tweehonderd bladzijden later, op bladzijde 425:
"Omdat Antwerpen een kosmopolitische stad is. Een vreemdeling valt er minder op."
Maar volstaat dat als antwoord? Je zou dat toch met meer overtuiging van Londen, Parijs of Amsterdam kunnen zeggen. Misschien neemt Bob Mendes hier onze wensen voor werkelijkheid. Wanneer Antwerpen inderdaad een kosmopolitische, interculturele stad zal geworden zijn, waar weemdelingen minder of niet opvallen omdat ze niet langer vreemdelingen maar Antwerpse medeburgers geworden zijn, en wanneer dat ook in de rest van de wereld de regel zal geworden zijn, zal hij ooit met een gerust geweten wellicht "De kracht van de Liefde" kunnen schrijven, maar zover zijn we helaas nog niet.
Ludo Abicht
pagina terug terug naar boven

© copyright Bob Mendes, all rights reserved

Hosting & Webdesign by Linulex

Concept by Artchronicles