Voorpublicatie Bloedrecht deel 2


‘Hij is dood’, zei Tamara.
‘Wie?’ vroeg hij. Dood was voor hem nog een abstract begrip, iets waarvan hij zich geen herkenbare voorstelling kon maken.
‘Pa. Hij heeft zich verhangen.'
Ze liet hem een uitgeknipt krantenbericht zien. Het toonde een foto van zijn pa die geboeid aan handen en voeten tussen twee zwarte agenten werd weggebracht. Hij schreeuwde iets tegen de camera, met vertrokken mond, zijn ogen puilden uit van woede en haat. Een kop in vette letters boven de foto luidde: Kimberleydoder pleegt zelfmoord.
Hij deed geen moeite het artikel eronder te lezen, dat zou te veel tijd vergen. Zijn leesvaardigheid reikte nog niet veel verder dan stripverhalen.
‘Dus komt hij nooit meer thuis?' vroeg hij voor alle zekerheid.
‘Nee’, zei Tamara. ‘En maar goed ook. Hij was een vuilik. Hij kon zijn handen niet thuishouden.' Ze verfrommelde het krantenknipsel en mikte het in de asbak. Toen ze wat later de kamer verliet, pakte hij de prop uit de asbak en streek hem glad. De woorden een voor een spellend ontcijferde hij het artikel.

PRETORIA:
Kimberleydoder pleegt zelfmoord
Aäron Jacobs, de 45-jarige prospector die onlangs ter dood veroordeeld werd nadat hij bij een gewapende hold-up in het museum van The Big Hole in Kimberley tijdens een vuurgevecht twee bewakers doodschoot en die later bij zijn arrestatie op de vijftigste etage van het Carlton Centre in Johannesburg twee politiemannen zwaar verwondde, werd vanmorgen in zijn cel in Pretoria Central dood aangetroffen. Volgens de eerste vaststellingen zou hij zich verhangen hebben. Het gerucht dat hij gestorven is als gevolg van mishandelingen door wraakgierige politiemannen, wordt van hogerhand met klem tegengesproken.
Aäron Jacobs kwam in het nieuws toen hij op het proces als verdediging aanvoerde dat hij een rechtstreekse afstammeling is van Erasmus Jacobs, de leider van de expeditie die in 1870 op de Colesberg Kopje diamant ontdekte, en dat hij een wettelijke claim kan doen gelden op alle diamant afkomstig van de Kimberleymijn en The Big Hole.
Hij bevestigde het knipsel met een punaise boven zijn bed. 's Avonds voor hij in slaap viel, keek hij ernaar. Dan verbeeldde hij zich dat hij in zijn eentje de zwaarbewaakte Kimberleymijn binnendrong en in zuivere John Waynestijl de tientallen bewakers een na een neerkogelde. De berg edelstenen die hij uit de voorraadkamer meenam, werd voortdurend groter.

Ze leefden in bittere armoede die pas ten einde kwam toen zijn moeder hertrouwde met de advocaat die zijn vader had verdedigd, een weduwnaar met vier kinderen die tot de Israëlitische Gemeente Breslover Chassidim behoorde. Omdat hij en zijn zuster niet vroom waren grootgebracht – tot dan was hij er zich nauwelijks bewust van geweest dat hij joods was – konden ze zich geen van beiden aanpassen aan de strenge regels van Sjabbat, kosjer eten en de scheiding der geslachten die door zijn pleegvader werden ingevoerd. Ook in de streng-orthodoxe Likutey Halachotschool waar hij naartoe gestuurd werd, kon hij niet aarden. Dat leidde tot grote spanning binnen het gezin en uiteindelijk tot een hooglopende ruzie toen zijn pleegvader hem een zware straf oplegde omdat hij zijn zus Tamara op de lippen had gezoend. Korte tijd daarna stuurde zijn pleegvader hem op internaat naar de Oppenheimer Diamond Training School in Johannesburg waar hij een opleiding kreeg als diamantbewerker. Twee weken voor het eindexamen verliet hij de school en meldde zich als vrijwilliger bij de South African Air Force. Na twee jaar dienst bij het grondpersoneel werd hij overgeplaatst naar SAAF Reconnaissance en leerde vliegen met Cessna's en Atlas Kudus. Hij kwam niet meer naar huis. Zijn vakanties bracht hij door bij Tamara, die ook het ouderlijk huis had verlaten en aan de kost kwam als animeermeisje in een bar.

Toen hij negentien was, stierf zijn moeder aan kanker. Na de begrafenisplechtigheid overhandigde zijn pleegvader hem wat persoonlijke bezittingen van haar. Tussen de trouwakte van haar eerste huwelijk, geboortebewijzen van de kinderen en wat oude foto's vond hij een aan hem gerichte brief van zijn pa, geschreven op de avond van zijn dood. De brief bevatte het omstandig geschiedverhaal van zijn voorvader en naamgenoot, Erasmus Jacobs, de man die de diamantmijn op Colesberg Kopje ontdekte en daar een wettige claim op had maar door zijn partner werd bestolen. De brief eindigde met een hartstochtelijk pleidooi om met alle middelen de strijd om het familiebezit voort te zetten.
De brief was vergezeld van een vergeeld document daterend van 1871, afkomstig van een notaris uit Bloemfontein, die bevestigde dat de expeditie die diamant op de Colesberg Kopje had gevonden, uitgerust was geweest op kosten van Erasmus Jacobs en dat hij een wettige claim kon doen gelden op alle daar opgedolven mineralen. Nadat hij de brief had gelezen, staarde hij lange tijd naar het vergeelde en halfvergane krantenknipsel met de foto van zijn pa dat hij met doorzichtige tape op de spiegel had gekleefd.

Langzaam als in trance bracht hij zijn rechterhand omhoog, palm naar voren.
‘Ik zweer dat ik je zal revancheren, pa’, zei hij met verstikte stem. ‘Ek sweer.'

Lees verder >>
pagina terug terug naar boven

© copyright Bob Mendes, all rights reserved

Hosting & Webdesign by Linulex

Concept by Artchronicles